donderdag 22 juni 2017

Naar Cascais rit 12 : Ciudad Rodrigo naar Castelo Branco

Het ontbijt wordt in hotel Puerto del Sol maar om 9u30 geserveerd en de receptioniste kan zich niet inbeelden dat iemand dat überhaupt vroeger zou willen, dus ga ik op weg terwijl de morgen nog fris is, om 8u30. Ik verlaat de stad via de oostelijke poort in de omwalling, de Puerto del Sol, maar al vlug ga ik verder in de richting die ik sinds Burgos volg: zuid-west. De wind is me bijna even gunstig gezind als gisterochtend. Hopelijk blijft het langer duren vandaag.
De vervelende baan naast de snelweg van de vorige dag is al gauw vergeten wanneer ik na 5 kilometer in een landelijk gebied met afwisselend gouden grasvelden, grazende paarden en koeien en knoestige kurkeiken kom. De weg loopt overwegend licht bergop, maar dat kan niet op tegen de rust en de landelijke schoonheid van het decor waar ik door rijdt.
Ik doorkruis een paar dorpjes, maar omdat ik de Spaanse aard al begin te kennen, probeer ik de eerste twee uur zelfs niet eens om een ontbijt te vinden. Al goed dat ik nog een paar suikerwafels toegestopt gekregen heb van Jean-Marie eergisteren. Voor de middag kom ik aan in Fonteguinaldo, een slaperig dorpje met veel huizen die niet, of toch maar gedurende een gedeelte van het jaar, bewoond zijn. Typisch voor de streek. Allicht zijn veel van de jongere mensen hier weg getrokken om in de grote steden of zelfs in Noord-Europa werk te zoeken. Toch lijkt de dorpskern me beloftevol in mijn zoektocht naar een ontbijt. En inderdaad, ik vind een onopvallende winkeltje uitgebaat door een teruggekeerde emigrant. Iemand die zelfs Frans spreekt en die wat een woonkamer lijkt, ingericht heeft als superette. Veel aanbod is er niet, maar pakje koekjes en een cola helpen me toch weer voor een eindje op weg.
De rit gaat verder in hetzelfde betoverende landschap, en ik bevind me nu heel dicht bij de Portugese grens. Op sommige plaatsen kan ik Portugal zelfs gewoon aan de andere kant van de weg zien. Maar mijn intrede in het land van mijn eindbestemming moet nog even wachten. Eerst moet ik nog over een bergketen(tje) tussen de, Spaanse, regio's Castillia y Léon en Extremadura. Vooraleer ik de klim naar het hoogste punt van de dag aanvat echter, koop ik nog wat bananen, koeken en drinken in Navasfrías. Dit dorpje lijkt wat meer leven te bevatten en ik kan mijn, ondertussen middagmaal nuttigen in een aardig, recent aangelegd parkje.
Gezien ik al de hele dag geleidelijk aan het stijgen ben, is de finale klim naar de meer dan 1000 meter hoge pas over de bergen nauwelijks een uitdaging, zelfs niet met mijn bagage achterop. En zelfs mocht dat het geval geweest zijn, het uitzicht zou het zeker waard geweest zijn.
. De afdaling van deze pas is waarlijk een genot: meer dan 600 meter dalen en enkel een drietal wagens in de tegenovergestelde richting. Ook de asfalt is splinternieuw en het enige jammere is dat ik zo vlug beneden ben.
Na 84 kilometer rijden vandaag, en 12 dagen vanuit België, steek ik de Rio Erges en ook de grens tussen Spanje en Portugal over. Veel bijzonder is er niet te zien op de grens, maar het besef dat ik weer zo veel dichter bij Frank en Carlene en mijn eindbestemming ben, brengt mijn al goede humeur op een nog hoger niveau.
In de Portugal kies ik voor wat kleinere wegen. 't Is niet dat het op de andere banen bijzonder druk is, maar hoe rustiger hoe beter. Ik ben in de Alentejo, een streek die bekend staat voor zijn kurkwinning en langs de kant van de weg zie ik eiken die klaarblijkelijk maar onlangs van hun barst ontdaan zijn. En inderdaad, wat verder in een dorpje waar ik verder tevergeefs een winkeltje zoek, zie ik tegen de kerk een vrachtwagen met pasgeoogste kurk.
In ditzelfde dorpje stuurt mijn GPS me via een "racourci", een muur van op het zicht meer dan 15% doemt voor me op. Gelukkig vind ik aan de voet van de muur een ander typisch Portugees landschapselement: een openbare waterkraan. 'k Zie een inboorling een kan opvullen en desgevraagd bevestigt hij mij dat het water drinkbaar is. Dankbaar vul ik mijn drinkbussen bij. 'k Had net tevergeefs naar een winkeltje gezocht, maar dit is veel handiger.
Een Portugese collega had me gevraagd of ik in de buurt van Monsanto ging passeren en dat bleek inderdaad ongeveer zo te zijn. Omdat het vandaag een relatief korte rit is, heb ik dan maar een ommetje gepland. Op 10 kilometer extra zal het ook niet aankomen. Monsanto ligt op een steile heuveltop en ik kan het van kilometers ver zien liggen. Het valt te bezien hoe dat zal lopen.
Uiteindelijk valt het verbazend goed mee. Mijn crossfiets heeft een kleinere versnelling dan ik gewoon ben, 36 tanden vooraan en 32 achteraan voor de kenners, en dat blijkt mee te vallen. Zelfs wanneer de hellingsgraad in het dorp oploopt tot 18% kom ik verbazingwekkend genoeg niet in de problemen. Wanneer de baan versperd wordt door een auto en ik de weg nog meer zie oplopen, doe ik mijn loopzolen aan en ga ik toch te voet verder.
De heuvel van Monsanto ligt vol grote keien en de vroegere inwoners bouwden hun huizen en stallen onder en rond de keien zodat die een deel van de structuur vormden. Dat zal toen allicht wel voor de broodnodige koelte gezorgd hebben, maar nu is het veel te donker en vochtig en blijft er alleen een toeristische attractie over. In deze periode van het jaar valt het echter heel goed mee met die toeristen en ik kom er maar een handvol tegen. Het dorp is echter de omweg zeker waard. Niet alleen voor de speciale bouwwijze, maar ook voor het prachtige uitzicht over de streek.
De met kasseien geplaveide straten van Monsanto naar beneden rijden is een ander paar mouwen. Met mijn zware zadeltas voel ik met niet zeker genoeg en ga ik de steilste stukken te voet. Wat lager zijn de kasseien terug berijdbaar maar wat verder gaat de route die uitgestippeld heb over in een grindweg. Last van het verkeer heb ik hier alvast niet.
Uiteindelijk bereik ik dan toch de grote baan naar Castelo Branco. Nu ja, het mag dan wel een nationale weg zijn, veel verkeer valt er niet te noteren en het landschap blijft gevarieerd mooi. De zon blijft ook van de partij. Zo veel zelfs dat ik de temperatuursaanduiding van mijn GPS tot tegen de 39 graden zie aanlopen. Al goed dat ik ook hier regelmatig waterkraantjes tegen kom en mijn dorst kan blussen.
Castelo Branco is de grootste stad uit de wijde omtrek en ik kan de hulp van mijn GPS goed gebruiken om mijn slaapplaats te vinden. Emporio do Rei is een hotel van meer dan 100 jaar oud en hoewel het ondertussen wel al een aantal keer gerenoveerd is, liggen de hoogtijdagen toch al even achter de rug. Maar de kamer is proper en de airco functioneert, zij het wat lawaaierig, dus ben ik al lang tevreden. De receptioniste spreekt zelfs behoorlijk Engels en ze verzekert me dat het ontbijt al vanaf 7u30 klaar is. Dat is al een behoorlijke vooruitgang ten opzichte van Spanje. Omdat Frank en Carlene nog moeten vertrekken in Cascais wanneer ik reeds gedoucht en de fiets verzorgd heb, ga ik in de buurt van het hotel iets eten. Er zijn heel wat eetgelegenheden, het hotel ligt op een boogscheut van de kathedraal, maar allemaal zijn het van die typische Portugese restaurantjes. Ik laat Google me dan maar naar dat met de beste beoordeling leiden en bestel de dagschotel. Voor 8,5€ heb ik een voorgerecht, een hoofdgerecht, met keuze tussen vlees en vis zelfs, een dessert en twee drankjes. En ja, het is niet de meest gevarieerde sla, de grootste dorade of de rijkelijkste fruitsla, maar het is allemaal lekker klaargemaakt. Om de laatste gaatjes te vullen koop ik me nog een ijsje, eentje met 6 bollen. Ik moet alvast niet met honger wachten op de aankomst voor mijn gezelschap voor de resterende dagen.

dinsdag 20 juni 2017

Naar Cascais rit 11: Tordesillas naar Ciudad Rodrigo

Deze morgen sta ik op tijd op zodat ik zoals gisteren afgesproken om 9 uur kan ontbijten en dan direct vertrekken terwijl het nog niet te warm is. Dat plan valt helaas in duigen. Er is wel desayuno, maar niet van het type waar een wielertoerist een voormiddag kan op teren. Met enkel een croissant, een brood met wat hesp of voorverpakte rommel zal het niet lukken. Dan maar plan B: op het stadsplein wat verder heb ik gisteren verschillende eetgelegenheden gezien. Ook met tortilla's, een typisch Spaanse omelet met gebakken aardappelen, op het menu. Maar blijkbaar kun je dat enkel 's middags krijgen. Bij een vorige passage in Spanje had ik dat meermaals 's morgens gegeten, maar dat was in "'t stad". Dan maar plan C: zo rap mogelijk Tordesillas verlaten en onderweg iets zoeken om te eten.
Gezien ook de Spaanse supermarkten maar tussen 10 en 11 uur openen, rijd ik 30 kilometers tot ik bij Alaejos, een ietwat groter stadje kom. Niet dat er overigens veel andere stadjes of zelfs dorpjes op het parcours liggen. Vandaag volg ik constant de N-620 die parallel loopt met de snelweg A-62. Er is trouwens in het geheel niet veel te beleven langs deze weg en zelfs de eerste 30 kilometer zijn al behoorlijk eentonig. Gelukkig staat er een mooie rugwind. In Alaejos toer ik wat rond in de hoop een winkel te vinden, maar ik heb nog meer geluk dan dat: het is de wekelijkse marktdag en gezien het al half elf is, beginnen de kraampjes zelfs al open te gaan. Het bakkerskraam is ook open, al is de bakker zelf nergens te bespeuren. De mevrouw van het kraampje ernaast gaat hem zoeken en na een paar minuutjes daagt hij dan toch op.
Dan rest de vraag wat te kiezen. Het aanbod is toch even anders dan we gewoon zijn. Ik kies dan maar iets dat op een appelflap en iets op een amandeltaartje lijkt. En ook een broodje dat nogal populair is bij andere klanten (die langskomen terwijl ik aan het kiezen ben). De eerste 2 keuzes vallen goed mee. Het laatste blijkt een broodje met chorizo en andere worst erin te zijn. Niet bepaald mijn eerste keus, maar honger is de beste saus. Terwijl ik een bankje zoek, en vind, om mijn ontbijt in alle rust op te eten, merk ik ook een superette op en tegen de tijd dat mijn patisserie binnen is, opent de winkel voor het publiek en kan ik me ook nog wat drinken kopen. Na aldus toch nog goed ontbeten te hebben, zet ik mijn weg verder. Maar o wee, de wind is ondertussen volledig gedraaid. Gedaan met de rugwind, het is nu volledig wind van voor. En geen klein beetje ook. Zeker 3 beaufort. Dat mag dan wel geen storm zijn, maar op een weg die nauwelijks bochten en zelfs relatief weinig hoogteverschil kent, is het bepaald geen pretje. Ik kan immers nooit even de benen laten rusten en wat uitbollen, maar moet steeds blijven trappen. Dat de temperatuur gaandeweg oploopt tot 36 graden, helpt ook niet om me vrolijker te maken. In de vroege namiddag, en na bijna 90 kilometer fietsen, moet ik Salamanca dwarsen. Druk is de stad gelukkig niet. Groot wel. Het duurt meer dan een half uur om van de ene kant naar de andere te rijden. Ook hier is het stedelijk fietsnetwerk van de partij, maar echt vlugger ga ik daar niet door, gezien er vaak scherpe bochten in de fietspaden verwerkt zijn. En pijltjes om een stad uit te raken vind je, zoals overal, niet. Ik kom er ook niet langs een winkeltje waar ik met een gerust hart mijn fiets buiten durf te stallen en dus maak ik een pitstop wat verderop bij een benzinestation.
Van de volgende 80 kilometer kan niet veel gezegd worden, behalve dat het blijft waaien, dat het saai is, dat het quasi constant rechtdoor gaat, dat het saai is, dat er geen schaduw is, dat het saai is, dat er enkel hier en daar een wegrestaurant of een benzinestation is, dat het saai is, dat als er toch een stadje is, iedereen dat ontvlucht schijnt te zijn en dat het saai is. Na een paar uur ben ik al tevreden dat ik langs een verlaten rustplaats, allicht van de tijd van voor de snelweg er was, kom. Er staan zowaar zelfs bomen en er is schaduw. De mieren neem ik er graag bij.
Mijn gemiddelde snelheid was nog 24,4 km/u tot na Salamanca, maar daarna haal ik amper 22,9 km/u. Op 18 km van het einde ben ik echt opgelucht dat ik toch nog door een stadje, Sancti Spíritus, kom waar ik een supermarkt vind en nog wat water kan kopen. Al bij al haalt deze dag, zij het net, de top 10 van de lastigste ritten die in mijn geheugen gegrift zijn.
De eindbestemming voor vandaag, Ciudad Rodrigo, is wel de moeite waard. Niet alleen omdat ik eindelijk kan rusten en eten, maar het is ook een alleraardigst stadje op zich. Het is volledig ommuurd en kan op heel wat historisch gebouwen bogen. Het schoort niet al te hoog wat betreft restaurants, maar een "Italiaans" restaurant serveert me sla en een benadering van een pasta bolognaise en na de route van deze dag is dat al een hoogtepunt op zich. De receptioniste in het hotel spreekt, noch verstaat één enkel woord Engels of Frans en de kamer kijkt uit op een blinde muur, maar de airconditioning werkt en dus kan ik én mijn kleren drogen én goed slapen. Daarvoor echter, maak ik nog een lange wandeling op de stadswallen om de zon te zien ondergaan achter de bergen. En zo komt er toch een mooi einde aan deze lange dag.

vrijdag 9 juni 2017

Naar Cascais rit 10: Burgos - Tordesillas

Na het rijkelijke ontbijtbuffet van het Ciudad de Burgos hotel kunnen we in alle koelte, we verblijven immers nog op bijna 900 m hoogte, starten. Hoewel de naam anders zou kunnen laten vermoeden, is het nog 10 km rijden over zijwegen, om de drukke hoofdweg te vermijden, tot Burgos zelf.
Éénmaal aan de rand van de stad gekomen, kunnen we eindelijk gebruik maken van de fietsinfrastructuur die we ondertussen gewoon zijn in de Spaanse steden. Zodoende laveren we op volledig gescheiden fietspaden langs parken en pleintjes totdat plots mijn weg en die van mijn reismakkers van de voorbije 9 dagen, en vele jaren daarvóór,  scheiden. We wensen elkaar een kort maar welgemeend afscheid en een goed verloop van de verdere reis.
Het duurt nog enige kilometers vooraleer ik Burgos volledig uit ben, maar met een draai aan het stuur sla ik linksaf een provincieweg in en ben ik vertrokken voor een prachtige dag vol rustige wegen. Mijn parcours gaat nu over licht glooiende wegen tussen alsmaar droger wordende akkers en weiden. Om de 10 a 20 km sla ik een andere weg in en zodoende kan ik ook genieten van een steeds wisselend decor. Op de hellende stukken is het heel duidelijk dat ik achteraan met een "zadeltas" van ruw geschat 6 kilogram onderweg ben. Er moeten voelbaar meer Watt getrapt worden. Ik begin te appreciëren wat mijn zwaardere (ex-) reisgenoten presteren op de hellingen. Ook het rijgedrag van mijn fiets is merkelijk veranderd. Bochten nemen doe ik een stuk conservatiever en op de trappers lopen is niet aan te raden.
Na 40 kilometer valt me ook op dat ik een belangrijk attribuut vergeten ben: mijn bovenbuistas zit nog in mijn valies in de volgwagen. Om al mijn bagage in één keer van de kamer naar beneden te krijgen, had ik die er tijdelijk in gestoken. Althans, tijdelijk was de bedoeling, maar in de haast deze morgen om te vertrekken ben ik ze er dus vergeten uithalen. Een paar stevige vloeken kunnen aan de situatie niks verhelpen. Ik twijfel om Eddy, de chauffeur, te bellen, maar dat zou betekenen dat zijn planning volledig de mist in gaat. Wat verder inspecteer ik wat ik wel mee heb, en lijkt nog mee te vallen. Ik heb de laadkabels en lader voor mijn telefoon en GPS-toestel, dus het valt nog mee. Het grootste gebrek is de batterij van mijn camera en een groot aantal repen. Dat wil dus zeggen minder filmen en meer eten kopen onderweg.
Zoals overal hebben de wegen de neiging naar de steden te leiden. Palencia kan ik nog vermijden, maar aan Valladolid is geen ontkomen aan. Gelukkig heb ik een fietspad langs een gekanaliseerd riviertje gevonden en zo kan ik in alle rust verder denderen richting de grote stad. Opnieuw een mooi staaltje van fietsvriendelijke infrastructuur. Het moet echter gezegd worden dat dit fietspad betere tijden gekend heeft. In het begin was het asfalt wat ruw, al hebben mijn 32mm banden daar weinig problemen mee, maar na een tiental kilometer beginnen boomwortels en zelfs boomscheuten het rijden vervelend te maken. Nu en dan zijn er zelfs flinke stukken volledig onverhard. Leve, de cyclocrossfiets! Op een vijftal kilometer van Valladolid raak ik aan de verkeerde kant van het riviertje, er moet sowieso regelmatig van oever gewisseld worden, en gaat het over gravel tot aan de rand van de stad.
Ondanks de vele fietspaden moet ik toch uit de doppen kijken een aantal keer op mijn tellen terugkeren om op het voorgeschreven pad te blijven. Het vele asfalt in de stad maakt ook dat de temperatuur, die ondertussen opgelopen is tot midden in de 30 graden, echt drukkend begint te worden. De laatste 20 kilometer tot Tordesillas, mijn bestemming voor de nacht, beginnen dan ook door te wegen.
Eenmaal aangekomen bij de hostal wordt ik begroet door de waard, die een woordje Frans spreekt. Dat is nog zo handig. Mijn fiets mag in de berging slapen, dat is ook makkelijk.
Na een douche en het kuisen van mijn fiets trek ik de stad in op zoek naar fotomogelijkheden en iets om te eten. Tordesillas is een lokale toeristische bestemming, geen internationale, en dat merk je aan de restaurants. Buiten een pizzatent, zijn er enkel de traditionele Spaanse eethuizen met dito menu. Ik kies er dan maar één uit die als uitschieter ook gambas op de kaart staan heeft. De positieve kant is dat je voor minder dan 20€ voorgerecht, hoofdgerecht, dessert en drinken hebt.
Met foto's wil het ook niet zo vlotten, maar vooraleer ik naar mijn kamer terug ga, ben ik getuige van een merkwaardig tafereel. Een twintigtal mannen, opgesteld in een vierkant rond de trappen van een statig historisch gebouw, staan met anticipatie in de blik en opgerolde oorkonden in de hand. Ik vraag me af wat ze van plan zijn. Een beetje later, na instructies van een vrouw met aantekenblok, begint een forse man met luide stem iets te declameren in het Spaans. Ik versta er niet veel van, maar het lijken namen van historische figuren te zijn. Één na één komen verschillende mannen in groepjes naar voor waarbij ze zich voorstellen. Langzaam begint het me te dagen dat ik allicht een repetitie voor een historisch schouwspel meemaak.
Na deze realisatie vind ik het tijd om te gaan slapen. Morgen zal weer een lange dag worden.
Vandaag heb ik 184km en gereden en 2300 meter geklommen aan 26,7km/u.

Verslag rit 12 Ponferrada - Lugo

Ponferrada,Hotel Novo was een low budget hotel en dat was aan alles te merken. Iets voor bedevaarders. Prijs kamers,prijs avondmaal en zelf de prijs voor het ontbijt was enorm laag. Er was zelf geen ontbijt in het hotel!!! Maar creatief zoals we zijn vonden we toch wel iets om achter de kiezen te steken. Om 8h30 bij 17 graden en een licht bewolkte lucht vertokken wij richting Lugo. We reden gans de dag door de provincie Galicië. Galicië is adembenemend mooi en heeft meer fauna dan de Alpen of Pyrenëen. De bergtoppen gaan niet zo hoog als de Alpen ,maar qua steilheid zijn de Galibier, Ventoux of andere Tourmalets  klein bier in vergelijking met de Alto de Cebreiro. Amper 1305 m hoog maar wat een beest. De rest van de rit ging over smalle kronkelende steil oplopende wegen richting Lugo waar we rond 16h aankwamen. Doch het duurde nog tot rond 17h voor aleer we ons pension vonden. We overbrugden vandaag 125km aan 21,8 gemiddeld en met 2530 hoogtemeters. Morgen wachten ons de laatste 104km en dan bereiken we ons einddoel. We beginnen allemaal de vermoeidheid te voelen.

donderdag 8 juni 2017

Verslag rit 11 Sahagun - Ponferrada

Sahagun, een ietwat oubollig provinciestadje, dat getuigde van een historisch rijk verleden. Maar nu volledig op zijn terugweg was. Doch het maakte zich op voor aanstaand weekend,dan zou de plaatselijke stieren corrida doorgaan in de straten. De huizen  waren volledig afgeschermd door ijzeren en houten staketsels. Sahagun kon zo uit een western film geplukt zijn. Het was 8h30 plaatselijke tijd en 16 graden en een lichtblauwe lucht als we vertrokken richting Ponferrada. De eerste 100km reden we net zoals gisteren  door de meseta.(dit is de Spaanse hoogvlakte)Rechte  en licht glooiende wegen. Aan de rechter uiteinder doemden de Pico’s  d’Europa op. Het was alsof ze ons begeleiden richting Santiago. Het was dus kilometers afmalen. Enkel een lekke band van Marc bracht ons uit ons ritme. We reden de provincie Gallicië binnen in Astorga. De kerk of was het een kathedraal van Astorga is een majestueus bouwwerk. Astorga  lag ook aan de voet van de 28km lange klim naar de 1513m hoge top van de Alto de la Erres. Op de top staat er een groot ijzeren kruis en het is aan dat kruis dat de bedevaarders hun steen afwerpen die ze van thuis meesleuren. Als goede bedevaarders hebben wij dat ook gedaan en er viel werkelijk een steen van ons af. Van hieruit was het nog een 30 tal kilometers tot Ponferrada waar we rond 16h arriveerden. Het was tevens de laatste lange rit van onze reis:162km lang , 27,4 gemiddeld en 1426 hoogtemeters

woensdag 7 juni 2017

Verslag Rit 10 Bougos - Sahagun

.Bourgos woensdagmorgen,

Door mijn kamer venster zag ik een lichtblauwe hemel met een stralende zon aan de horizon. Maar om 9h toen we vertrokken was het toch nog maar amper 13 graden .Frisjes dus. We reden door het centrum van Bourgos van oost naar west. Bourgos is een mooie ruime stad met mooie gebouwen parken en  brede fietspaden. In een van die parken namen we afscheid van Geert. Hij rijdt nu verder naar Lissabon. Goede reis Geert en kom behouden aan. Wat mij is opgevallen is dat de steden in Spanje (zoals Bourgos en Vittoria ) aandacht besteden aan de fietsproblematiek. België kan hier eens een voorbeeld aan nemen. Eens we Bourgos achter ons lieten reden we meestal op brede, kaarsrechte en autoluwe wegen in een wijd uitgestrekt landschap. De streek waar we doorreden is een pleisterplaats voor ooievaars. Elke toren die zijn naam van toren een beetje eer aan deed had wel minstens een nest op zijn dak. In Boadilla was er een toren die een broedplaats gaf aan zeker tien ooievaarskoppels. Dat we Compostela naderen kan men zien aan het aantal bedevaarders die we passeerden. In de velden, naast de rijweg, overal zie je ze nu opduiken. Op elke bank , in elke herberg zie je er die even uitrusten, iets drinken of iets nuttigen. Tevens zien we ook meer en meer fietser op de weg. Vandaag hebber er drie toeristen uit Lanaken een poosje met ons mee gefietst, die op 24 mei waren vertrokken. Ik kon mij nooit indenken dat er zoveel mensen op bedevaart gaan naar Santiago. Dat moeten er duizenden zijn. En we zijn nog op meer dan 400km van ons doel. Ik vraag mij af wat voor een mierennest van bedevaarders het daar in Compostela moet zijn.
Rond 15h45 bereikten we Sahagun na 144km te hebben gereden,aan 28,8 gemiddeld met 802 hoogtemeters.


Verslag rit 9 Arbizu - Bourgos

Arbizu dinsdagmorgen

Om 8h30 stonden we klaar om te vertrekken bij de zeer aangename temperatuur van 9,3 graden. Het miezerde en bij het begin hadden we een fikse tegenwind. De eerste kilometers reden we langs een snelweg. Na een uurtje rijden dook de Pat plots de bosjes in. Was het die vis van 800gr die hij de dag daarvoor verorberde in het plaatselijke restaurant,die op zijn maag lag of was het een of andere vorm van toerista die hem parten speelde. Wie zal het zeggen? In het restaurant waar we hadden gegeten telde welgeteld 8 klanten, Wij met ons zessen en nog twee anders sprekenden. Ik verstond ze toch niet. Het waren twee West-vlutten uit Veurne.
De omgevingstemperatuur voelde zo koud aan dat ik de indruk had dat mijn vingers aan het bevriezen waren. Had ik maar mijn winterhandschoenen aangedaan maar die lagen nog in de koffer van de auto. Ik denk dat het op dit ogenblik warmer is aan de Noordpool dan in het noorden van Spanje. Het gaf een hemels gevoel dat de temperatuur tegen de middag was gestegen met 0,4 graden maar de wind werd nu wel een bondgenoot, en was de regen nooit ver weg. In de namiddag liet de zon zich heel langzaam gelden.
We rijden nu in de provincie Castilië en Leon wat ook wel eens de graanschuur van Spanje wordt genoemd. Die boeren zijn echt kunstenaars hoe zij hun velden tussen de  bergrotsen inpassen. Het lijken echte schilderijen. Naarmate dichter bij Bourgos kwamen werd het warmen en haalden  we zelfs een krappe 20 graden.
Enkele gegevens van de rit:183km afgelegd, 26,2 gemiddeld en 2160 hoogtemeters

Naar Cascais rit 12 : Ciudad Rodrigo naar Castelo Branco

Het ontbijt wordt in hotel Puerto del Sol maar om 9u30 geserveerd en de receptioniste kan zich niet inbeelden dat iemand dat überhaupt vroeg...